Nationaal Park De Maasduinen is een van de drie nationale parken in Noord-Limburg. Het is een bos- en heidegebied, gelegen op een langgerekte zandrug tussen de Maas en de Duitse grens. Het bevindt zich grotendeels binnen het grondgebied van de gemeente Bergen. Het park strekt zich uit over een lengte van ruim 20 kilometer en heeft een breedte van gemiddeld twee à drie kilometer. In totaal is het ruim 4500 hectare groot. Het bevat de langste rivierduingordel van Nederland, in duizenden jaren ontstaan door een samenspel van water, wind en mens.

Water heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van het gebied van Nationaal Park De Maasduinen. Vroeger stroomde er de Rijn en was de Maas daar een zijtak van. Er zijn nog steeds sporen te vinden van de Rijnloop, zoals banken van Rijngrind die in de bodem verborgen liggen. In de laatste ijstijd, zo’n 21.000 jaar geleden, kreeg de wind vrij spel. Deze ijstijd was extreem droog en koud. Een groot deel van het landschap was bedekt met een laag dekzand. De krachtige westenwind nam zand mee en zette het af op de oostelijke oevers van de Maas. Hierdoor ontstonden de zandruggen en in een boog liggende duinen, paraboolduinen genoemd.

Vanaf de prehistorie beïnvloedde de mens de natuur in De Maasduinen. In de Romeinse tijd werd steeds meer bos gekapt voor onder andere landbouwgrond, het leverde tevens bouwmateriaal en brandstof op. Vanaf de zesde eeuw werd de landbouw intensiever. De toenemende bevolking bewerkte de gronden langs de Maas en woonden op de nabije hoger gelegen plaatsen. Op uitgestrekte heidevelden werden schapen gehouden die met behulp van het potstalsysteem voor de benodigde mest zorgden. Door overbegrazing gingen heidegronden verloren doordat er weer stuifzanden ontstonden. Om die te bedwingen werd in de negentiende eeuw veel naaldbos aangeplant. In de loop van de twintigste eeuw kwam er langzamerhand aandacht voor de geologie en de natuurwaarden van het gebied. Er werden natuurgebieden ingericht die sinds 1996 tezamen ‘Nationaal Park De Maasduinen’ vormen.